Wat doen jullie nu eigenlijk?!
Referentiekaders bouwen
Deze keer willen we jullie weer meenemen in wat wij doen in ons werk! Bij onze cliënten zien we vaak dat ze een ‘ik’ referentiekader missen. Dit is dan ook een groot onderdeel van onze begeleidingen. Nu denk je misschien, wat bedoelen ze daar nu mee?!? Lees dan gauw verder, want hier gaan wij je vandaag meer over vertellen!
Referentiekaders missen
Vera Helleman, schrijver van het boek ‘De kracht van autisme’, legt heel mooi uit wat een referentiekader is. Zij noemt het een geheel van persoonlijke waarden, normen, standpunten, kennis en ervaringen die iemand heeft en welke betekenis iemand daaraan geeft. Dit referentiekader heeft invloed op hoe je gebeurtenissen in je leven waarneemt en beleeft. Iedereen bekijkt de wereld vanuit zijn eigen kader en beoordeelt situaties en gebeurtenissen anders. Dit maakt dat we allemaal verschillend zijn in hoe we ons gedragen.
Het ik-referentiekader is een besef van een ‘ik’; een identiteit die je hebt ontwikkeld. Hierbij horen je gedrag, karakter en persoonlijke voorkeuren. Mensen zonder autisme identificeren zichzelf met hun eigen ik en leggen daar (onbewust) een denkkader over aan. Op basis van dat denkkader bepalen ze hun gedrag. Ze handelen zoals passend is bij hun ik.
De methode ‘geef me de vijf’ beschrijft hierin dat bij mensen met autisme informatie chaotisch wordt opgeslagen. Hierdoor weten ze niet altijd welke informatie bij hen hoort. Hierdoor kunnen ze moeite hebben om ik-referenties op te bouwen en weten ze dus niet zo goed wie ze zijn. Maar gelukkig zijn wij er dan om onze cliënten hierbij te helpen!
Hoe doen we dit dan?
Tijdens de begeleidingen luisteren we goed naar de cliënten waardoor we ze kunnen helpen bij het opbouwen van een ‘ik’. Dit doen we door wat we horen van de cliënten te koppelen aan hun eigen ‘ik’. Oké, even een voorbeeldje! Een cliënt gaf bij mij aan het heel moeilijk te vinden om aan te geven wat haar hobby’s zijn en wat ze leuk vindt. Naarmate ik haar beter leerde kennen hoorde ik haar vaker zeggen dat ze leest en met haar kat knuffelt. Dit feitelijke gedrag (lezen en kat knuffelen), heb ik vervolgens aan haar eigen ‘ik’ gekoppeld. Dus: ‘Jij leest en hier haal je plezier uit, DUS dit vind jij leuk’. Hierdoor wordt er een eigen ‘ik’ opgebouwd. Dit ik-referentiekader kan natuurlijk wel veranderen naarmate iemand ouder wordt. Er ontstaan dan steeds meer nuances en uitzonderingen in de ik-referentiekaders die opgebouwd zijn.
Jongere cliënten
Voor kinderen zijn er verschillende werkboeken die we inzetten om hierin te ondersteunen. Zo wordt het nóg visueler! Het boek ‘Ik en autisme’, van Nathalie van Kordelaar en Mirjam Zwaan, helpt kinderen om zichzelf beter te leren kennen. Hierin komen onderwerpen aan bod van interesses tot vrienden en van school tot hun autisme. Daarnaast gebruiken we ook vaker het werkboek ‘Handleiding voor jezelf’ van René Manders en Jan Schrurs. In dit werkboek wordt er in gegaan op wie je bent, wat je leuk vindt en wat je vindt van allerlei zaken. Dit is dus een perfect boek om stapje voor stapje een ‘ik’-referentiekader op te bouwen!
Zo mooi om te zien hoe kinderen zich gaandeweg steeds beter leren kennen en echt een eigen ‘ik’ ontwikkelen. Nu moet ik denken aan een jongen die in groep 7 zat, die ik steeds meer zijn eigen identiteit op zag bouwen. Hij bloeide helemaal op en stond steeds sterker in zijn eigen schoenen, hoe fantastisch is dat!